Boerenbunder publiceert datasets die ook op andere plekken openlijk te vinden zijn (zie data.overheid.nl en nationaal georegister). Onze aanpak onderscheidt zich door niet de dataset, maar juist het boerenperceel centraal te stellen. Alle datasets worden ‘afgeknipt’ op een perceel en dan voor dat ene perceel gevisualiseerd.
We willen geen saaie lijstjes met attributen tonen, maar grafieken / plaatjes en andere visualisaties die informatief zijn en aanspreken bij gebruikers. Bij grondsoorten kwam zo ook de vraag naar voren; hoe maken we hier een interessante visuele voorstelling bij? Uiteindelijk kwamen we op 2 driehoeken.
Om hierop in te gaan moeten we iets meer vertellen over de gebruikte datasets en de alternatieven. De boerenbunder.nl dataset voor grondsoorten komt van Alterra (Alterra Grondsoortenkaart 2006). Er zijn (veel) meer grondsoortenkaarten, afhankelijk van hoe diep je graaft, welk doel je hebt, naar welke onderdelen je kijkt en hoe je de bodem classificeert. Zie bijvoorbeeld Dino loket of de bodemkundige / archeologische / geologische datasets op het eerder genoemde nationaal georegister. Om hiermee te kunnen werken moet je niet alleen technisch specialist zijn (meta data en ingewikkelde file formaten snapen), maar ook bodemkundig doorgeleerd hebben. Als je naar alternatieve grondsoorten datasets kijkt is voor boeren vooral nog de Mestwet-grondsoortenkaart relevant (dit bepaalt de stikstof / fosfaatruimte), maar die is met een paar klasses (Zand/Löss, Veen, Klei) wat saaier / minder onderscheidend dan de huidige kaart met Leem, Zware klei, Lichte klei, Zware zavel, Lichte zavel, Moerig op zand, Zand en Veen. Vandaar de keuze.
Een belangrijke manier om grondsoorten in te delen is door middel van textuur; dit gaat over de grootte van de deeltjes waaruit de grond is opgebouwd. Daarin zijn kiezels/zand grof, is klei fijn en valt silt daar tussenin. In de textuur classificatie worden grondsoorten ingedeeld in percentages van deze drie categorieën en telt bij elk monster de indeling op tot 100%. Een standaard manier om dit weer te geven is een textuur-driehoek waarbij elke as een percentage in de categorieën voorstelt.
Dit zijn niet de enige drie interessante assen. Bij een grondsoort met een hoog percentage organische stof (zoals bij Veen) is de textuur minder interessant. Daarom wordt bij grondsoorten met hoog-organische stof gehalte vaak een andere driehoek gebruikt, dat hebben we op boerenbunder ook gedaan.
Hoe je de vakjes van de driehoek indeelt, en welke namen je aan de grondsoorten geeft, dat hangt af van je referentiekader. Als je in een land woont waar alles kleiig is, dan zul je waarschijnlijk meer onderscheid in klei maken dan als klei haast niet voorkomt. Een beetje zoals eskimo’s -naar het schijnt- 20 soorten sneeuw onderscheiden.
De indeling van de driehoeken op boerenbunder komen vanuit de gebruikte dataset. Hier zien we de Stiboka textuur driehoek en een versimpelde Stiboka veen driehoek. De driehoek geeft dus aan hoe zandig / venig / siltig / kleiig de gevonden grondsoorten zijn, en als je op “toon grondsoorten” drukt zie je hoe de grondsoorten verdeeld zijn over het perceel. Als je hier meer over wilt weten, lees dan Grondsoorten en Delfstoffen bij Naam van MJ v/d Meulen e.a.